Bernhard doet een boekje open

Dinsdag 14 December 2004 in categorie Opinie

Bernhard spreekt, postuum. Vandaag stond in de Volkskrant alles wat hij nog op zijn lever had. Ik heb het geboeid gelezen, maar werd er niet vrolijk van. Zijn verhaal illustreert de bedenkelijk rommelige verhouding die onze democratie door de jaren heen heeft gehad met de monarchie.
Officieel zijn de grenzen duidelijk: de koning(in) heeft voornamelijk een representatieve en ceremoniële functie. Ons staatshoofd zit voor, tekent wetten, neemt het formele voortouw bij het vormen van regeringen en knipt linten door. Dit alles onder het strenge regime van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Bernhard geeft ons een kijkje in de keuken van de werkelijkheid. Formeel is de macht van de monarchie sterk ingeperkt. Wijlen ZKH laat zien dat de informele machtsuitoefening van leden van het koninklijk huis die perken soms flink te buiten gaat. Het is interessant om enkele citaten van de prins eventjes extra uit te lichten. Wat mij betreft leveren ze een pijnlijk beeld op van de macht van een prins-gemaal die officieel toch tamelijk machteloos hoort te zijn.

Tijdens de oorlog in Engeland: "Ach, die beklagenswaardige figuren die de oude koningin had meegenomen naar Londen... De chef van het Militaire Huis zat de hele tijd te huilen. De Duitsers winnen, jammerde hij, de Duitsers winnen. Ik heb gezegd: moeder, stuur hem toch in godsnaam naar huis. Dat is ook gebeurd."

Een staatssecretaris (Moorman) beoordeelt een marinier negatief: "Ik zei de volgende dag: meneer Moorman, als u die brief niet intrekt, dan treed ik op dit moment af als inspecteur-generaal voor de marine. Want dan is mijn taak bij de marine kennelijk niet meer nodig. Het duurde een paar minuten. Toen zei hij: ik trek die brief in."

Twee generaals vechten in het openbaar een ruzie uit: "Ik heb tegen Hans de Koster (minister van Defensie, red.) gezegd: smijt ze eruit, het is schandalig."
De Koster durft dat niet aan. Tegen diens opvolger Vredeling zegt Bernhard daarom opnieuw: "Ik zei: ik heb twee adviezen. Smijt die kerels eruit en doe de aanschaffingen voor de krijgsmacht die Hans de Koster niet heeft gedaan. Die generaals gingen eruit en Stemerdink, staatssecretaris, ook van de PvdA, heeft alles aangeschaft wat de krijgsmacht gevraagd had."

In de kwestie Nieuw-Guinea was Bernhard van mening dat we dit gebied aan Indonesië moesten afstaan, geheel volgens de visie van de VS. Samen met Rijkens (Unilever) en Konijnenburg (KLM) praat hij daarover: "Rijkens, Konijnenburg en ik waren het honderd procent met elkaar eens dat er geen gedonder moest zijn over Nieuw-Guinea. Gelijk wegdoen, afstaan."
De prins heeft zich indertijd krachtig ingespannen om het Nieuw-Guineabeleid van minister van buitenlandse zaken Luns te ondergraven. Luns was vóór behoud van Nieuw-Guinea. Los van het feit wie hier gelijk had: waar bemoeide de prins zich mee? Waar bemoeien twee topmannen uit het bedrijfsleven zich mee? Ongetwijfeld zagen zij bij een conflict met de VS over deze kwestie hun handelsbelangen in gevaar.

Een ander voorval. De prins is uitgenodigd om een speech te houden voor het Amerikaanse War College. Dat mag niet van toenmalig premier Drees: "Drees vliegt op: wat?! Dat mag niet. Drees stuurt een telegram naar de ambassade in Washington waar ik inmiddels ben aangekomen en ook stuurt hij een tekst van drie pagina's die ik dan wél zou mogen uitspreken. Er staat de meest belachelijke onzin in die je je kunt voorstellen."
Even later doet hij toch zijn eigen zin: "En zo heb ik mijn speech gehouden, mijn oorspronkelijke speech, zonder een moment stil te staan bij zoiets als ministeriële verantwoordelijkheid."

Laatste voorbeeld. De prins wil op bezoek bij koning Constantijn van Griekenland. Dat ligt gevoelig, want deze staat op het punt te worden afgezet door een junta van generaals. De toenmalige premier waarschuwt hem: "Piet de Jong zegt: doe het in godsnaam niet, als dat uitkomt, krijg ik moeilijkheden, u moet het niet doen, niemand zal geloven dat u alleen de koning bezoekt. Ik dacht: ik doe het toch."
En zo geschiedde.

Of prins Bernhard in sommige van deze kwesties nu wel of niet het gelijk aan zijn zijde had is onbelangrijk. Principieel gezien is het verbijsterend dat dit lid van het koninklijk huis zo onbekommerd zijn gang heeft kunnen gaan. Eens temeer wordt duidelijk hoeveel er gerotzooid, gekonkeld en gefoezeld is. Achtereenvolgende regeringen hebben daar dikwijls van harte aan meegewerkt, vaak ook juist tegen geprotesteerd, maar nimmer de mijns inziens noodzakelijke conclusie aan verbonden dat het instituut monarchie hoognodig aan vervanging toe is.

Tags: