veel te spannend

Zondag 27 Juni 2004 in categorie Klein Proza

Het is maar een spelletje. Het interesseert me eigenlijk niet, zeg ik altijd stoer... Maar toch vreet het aan me, toch kan het me schelen of Nederland wint of verliest. Dat vind ik nog het ergste. Blijkbaar ben ik dusdanig nationalistisch gehersenspoeld dat het Nederlands elftal van mij moet winnen. Vreselijk vind ik dat! Ik zou willen dat het mij allemaal volkomen koud liet, maar tevergeefs haal ik mijn schouders erover op.
Ik kijk niet. Het is mij allemaal veel te spannend. Dat komt door die hersenspoeling. Pas wanneer ik de buren minstens drie keer heb horen juichen en auto's op straat hoor toeteren durf ik lafhartig eventjes de televisie aan te zetten. Kennelijk gaat het dan de goede kant op.
Ik schaam mij diep. Het is toch te triest voor woorden dat het lot van Oranje mij heel stiekem aan het hart gaat. Ik vind oranje nota bene zo'n beetje de vreselijkste kleur die er is. Ik vind de infantiele hysterie die het grootschalige voetbalevenement beheerst een van de meest deerniswekkende vertoningen waartoe een volk zich kan verlagen. En tòch wil ik weten hoe het afloopt, stel ik tandenknarsend vast.

Vroeger woonde ik in de buurt van het Olympisch Stadion in Amsterdam. Elk doelpunt in het juiste doel konden wij thuis 'live' horen. Als een vloedgolf sloeg het gejuich donderend over de huizenblokken of gierde verontwaardigd gefluit met alle winden mee.
Het stadion had bijna iets angstaanjagends. Het leek een vulkaan die op uitbarsten stond, uit de krater stegen brullende geluiden op en de gloed verlichtte de hemel tot in de verre omtrek. Na de wedstrijd stroomden de verhitte dronken supportershorden als lava door de omliggende straten, alles vernietigend wat op hun weg kwam. Fiets binnenhalen en auto aan de andere kant van de stad zetten.

Als kind trapte ik graag een balletje op de buurtgazons. De gemeente had dat kennelijk liever niet, want er stond heel streng prikkeldraad omheen. Menige plastic voetbal is daardoor lekgeraakt.
Mijn voetballiefhebbende vader wilde mij op een club doen. Ik speelde een proefwedstrijd bij DWS, 'Door Wilskracht Sterk'. Samen met tien andere jongetjes kreeg ik een groen shirtje en moesten wij spelen tegen het jeugdelftal van de club.

Ik moest rechtsbinnen staan. Dat was een probleem. Op het buurtgrasveld kenden wij namelijk, behalve de keeper, maar één positie en dat was midvoor. De rest was nooit belangrijk. En dan die bal! Dat was een enorme zware leren knikker en niet zo’n dingetje van plastic! Ik durfde meteen niet meer te koppen.

Mijn vader stond langs de zijlijn. Ik joeg van links naar rechts over het veld de bal achterna.
"Naar voren! Naar voren!" gebaarde mijn vader geagiteerd. Hij wist wèl wat rechtsbinnen was, maar hij kon mij niet bereiken om het alsnog uit te leggen. Ik heb mijn vader toen ongetwijfeld zwaar teleurgesteld. Wij verloren met 9-1.

DWS wilde mij niet. Maar goed ook. Het was mij allemaal veel te spannend. Terug naar het vertrouwde buurtgazon, waar altijd de verbeelding overwon.

Nr. 39 | publicatiedatum 19-6-2004 | vorige columns