stoere herrie

Zaterdag 14 Februari 2004 in categorie Klein Proza

Twee jongetjes van naar schatting amper zestien jaar reden door het park. Zij zaten gezellig met z'n tweeën op een zogeheten 'Quad', een stoer brommertje met vier wielen. De gebaande paden bestonden niet voor hen. Met zo'n regelrechte machomachine zoek je uiteraard het onvoorspelbaar woeste terrein op van de geschoren gazons.

Het was een brommertje waarvan de hoeveelheid lawaai omgekeerd evenredig is aan de gereden snelheid. Zo'n ding hoor je al aankomen wanneer hij nog drie hele wijken van je vandaan is. Pas na een krap halfuur komt ten langen leste de bron van de snerpende herrie in zicht. De berijder hangt met de neus op het stuur teneinde de aërodynamica van dit beestachtig stuk toptechniek ten volle tot haar recht te doen komen. Met de duivelse snelheid van bijna achttien kilometer per uur passeert het krijsende racemonster. Onderwijl wordt het laconiek ingehaald door een bejaarde op een elektrische scootmobiel.

Toen ik mij dreigde te gaan ergeren dacht ik snel terug aan mijn eigen jonge jaren, waarin Kreidler, Puch, Tomos en Zündapp even luidruchtig de boventoon voerden in het dagelijks verkeer als de huidige generatie opgevoerde brommers en scooters. Ik maande mijzelf daarom niet ouwelullig te doen en het maar gelaten te ondergaan. Sinds de uitvinding van de explosiemotor is dit lawaai van alle tijden en het staat los van enige technische vooruitgang.
Vanuit de fabriek was de bromfiets altijd redelijk geluidsarm. Ook was de snelheid begrensd tot een niveau waarmee je bij je vrienden niet aan hoefde te komen. Deze fabricagefouten dienden zo spoedig mogelijk te worden rechtgezet. Daartoe stonden middelen ter beschikking als het inbouwen van een grotere carburateur, het verwijderen van de snelheidsbegrenzer, het uitboren van de zuiger en het aanbrengen van een vet ronkende uitlaat. Bij Puch en Tomos moest tevens het stuur op kinhoogte. Pas dan begon het er een beetje op te lijken.

Het was natuurlijk weer mijn karma dat ik geen geld had voor een dure bromfiets. Ik wist uiteindelijk een oude Honda op de kop te tikken. Dit was allesbehalve een hippe brommer. Hij was voorzien van plastic beenkappen en een tank in de vorm van een rechtopstaand ei. Louter het feit dat dit rijwiel een wonder van techniek was voorkwam een vernietigend oordeel van de 'merkrijders'.
De Honda had namelijk een viertaktmotor in plaats van een ordinaire tweetakt en reed niet op mengsmering maar op zuivere benzine. Met een speciale uitlaat maakte hij een sexy grommend geluid. Toen mijn kameraden het ding voor het eerst zagen wisten ze niet goed wat ervan te denken. Dat moment van aarzeling buitte ik uit door omstandig het technisch raffinement van deze Japanse lulhannesbrommer aan te prijzen. Daarop gunden zij mij het voordeel van de twijfel.

Wat ik nooit heb begrepen is de populariteit van het hedendaagse scootermodel. Met zo'n wangedrocht zou je vroeger zijn weggehoond. In Amsterdam stond een scooter sowieso bekend als een 'raceplee'. De eerste die dáármee durfde rijden moet wel een héél mooie meid achterop hebben gehad!

verschenen in nieuwsbrief nr 144 van het literair tijdschrift OpSpraak


№ 21