Bleekwatervrees

Zaterdag 28 September 2002 in categorie Vertellingen

Najaar 1957, woensdagmorgen.

Het scherpe geluid van de schoolbel had door de grauwe, smalle straat geklonken. Het jongetje Joachim voegde zich netjes in de rij eersteklassertjes die al snel na het begin van 't langgerekt signaal voor de ingang van de school was ontstaan.
De juffrouw, een oudere dame met een gemêleerd Hollands-Indisch uiterlijk, duwde van binnenuit de massieve en daardoor loodzware schooldeur open. Ze zette hem vast op een haak in de muur. Huiverend zocht zij daarna weer snel de luwte van de hal, want er stond een snijdende wind.
De toegang van de school was als een middeleeuwse vesting: zwaar, solide, haast onneembaar. Een kind van zes kreeg de deur in z'n eentje niet open. Bij onverhoopt te laat komen waren de kleineren dan ook dikwijls aangewezen op de hulp van passanten. Immers, na het vergeefse rukken aan de deurknop restte slechts het drukken op de belknop, maar die zat te hoog.
Op afstand bestuurd door de corrigerende opmerkingen van de juffrouw liep de ruim vijftig kinderen tellende klas de ouderwets betegelde gang in, de brede natuurstenen trap op. Twee aan twee in de rij hielden zij elkaar bij de want.
Aangezien hoogte en diepte van de trappen hem een zekere angst inboezemden, pakte Joachim de voor zijn kinderhandje veel te dikke houten leuning zo stevig mogelijk beet. Aan de andere zijde had hij eveneens een goed houvast, want Chris, het jongetje waarmee hij hand in hand liep, straalde tijdens de klim een geruststellende zelfverzekerdheid uit. Al tijdens de wandeling door de gang had Joachim met voorbedachten rade zijn wanten uitgetrokken. Ze bungelden als een paar extra handen uit zijn mouwen. Nu had hij beter grip op de leuning. Aan één kant betreurde hij zijn voorzorg, want Chris had blijkbaar kort tevoren iets bijzonder kleverigs gegeten. Daarbij had hij zijn wanten stomweg aangehouden. Joachim voelde plakkerige resten aan zijn linkerhand. Even overwoog hij zijn metgezel los te laten, maar zijn hoogtevrees won het van zijn afkeer. Niettemin gruwde hij van het gevoel. Het leek wel of het steeds erger ging plakken! En dan die wol! Zodra ze de bovenste trede hadden bereikt liet hij haastig en opgelucht los.

Bij de kapstokken ontstond enig gedrang, omdat elk kind op dat moment zijn voorkeur deed gelden voor de haak die in zijn ogen om niet te verklaren, maar natuurlijk zeer vanzelfsprekende redenen te verkiezen was boven alle andere.
Juffrouw van Dongen maande tot haast en dwong tot compromissen. Joachim hing snel zijn jas op, keek nog even of een ander kind deze niet achter zijn rug om verhing en vond gelukkig nog even tijd om zijn linkerhand onder de kraan van de wasbak te houden. Zo, dat was beter!
Na korte tijd en veel rumoer bevonden alle kinderen zich in het lokaal. Het rook naar inkt, boeken, krijt en schoonmaak. De banken hadden een zwart-gietijzeren frame, met houten schrijfbladen, rugleuningen en zittingen. Ze vertoonden een wit vimwaas, dat echter door het poetsend effect van de woelige kinderlijfjes alras verdween.
"Eerbiedig!" sprak juffrouw van Dongen luid. Haar bevel deed de klas verstillen in een houding van handen gevouwen, ruggen recht en ogen dicht. De scherpe stem van Joachims onderwijzeres sneed de verse kinderzielen aan. Enig lawaai van de straatbuitenwereld poogde zich in het gebed te mengen. Tevergeefs, want zoals altijd werd ieders aandacht weer geboeid

door de cryptische uitspraken van de volwassene voor de klas. Het waren plechtige tover- en bezweringsformules, die een sfeer van eerbied, dreiging, onderdanigheid en onbestemde angst minstens tot aan het slot van de schooldag in stand moesten houden.
"Heer... Wij danken u voor deze nieuwe dag. Wij danken u, dat wij allemaal weer veilig en gezond op school hebben mogen komen... Heer, wilt u ons ook vanmorgen weer helpen ons werk goed te doen, opdat we veel kunnen leren?"
Heer. Wat was dat toch: heer? Wie was dat? Daar hadden ze het thuis nou nooit over! Oma had wel eens gezegd dat ze die chocola van De Heer zo lekker had gevonden, maar juf had nog nooit over chocola gesproken, laat staan uitgedeeld!
Het probleem hield Joachim al vanaf de eerste schooldag bezig. Thuis durfde hij er niet goed over te beginnen. Iets weerhield hem, alsof hij vreesde dat de kwestie van een dermate hoge orde zou blijken te zijn, dat zelfs zijn over het algemeen alwetende ouders hem een antwoord schuldig zouden moeten blijven. Liever bleef hij onwetend, dan zich het hoofd te moeten breken over een nietszeggende verklaring.
Misschien dat zijn neef Casper het wist, die zat al in de vijfde. Tante Gerda had per slot van rekening indertijd gezegd, dat Casper hier zoveel leerde, dat het toch ook zo'n goede school voor Joachim zou zijn. Ja, hij kon het beste maar eens z'n neef uithoren, anders zou hij nooit verder komen. Zelfs de juf had hij aanvankelijk willen aanspreken, maar omdat alle andere kinderen heel duidelijk wèl schenen te weten wie de heer was, had hij er maar van afgezien.
Wat dat vragen betreft moest je bij de juf trouwens behoorlijk oppassen. Wanneer je de verkeerde dingen vroeg was je dom, dat zag je maar aan Paul. Of die bruine vlekken in jufs gezicht sproeten waren, had die sufferd eens gevraagd. Die zat dus voortaan achterin de klas, te zweten naast de grote zwarte potkachel.
Moeder had uitgelegd dat het waarschijnlijk levervlekken waren. Daar was hij nogal wijzer van geworden, zeg! Hij had het maar zo gelaten...

"Heer, wilt u ons ook helpen ons goed te gedragen, aardig tegen elkaar te zijn en geen ruzie te maken. Wilt u onze zonden vergeven en..." Zonden! Nog iets dat hij niet begreep. Maanden, ja, dat wist hij. Weken ook, maar zonden? Het waren waarschijnlijk dingen waarvoor je moest oppassen. Je kon ze maar beter meteen weggeven als je ze had, vér geven liefst. Had hij eigenlijk wel eens zonden gehad? Hij kon het zich niet herinneren.
Joachim kreeg een denkfrons in zijn voorhoofd. Zonde... Het was zonde wanneer je iets moois kwijt was, dat wel. Die nieuwe Matchbox bijvoorbeeld, die laatst in de zandbak was weggeraakt. Hij had wel spijt gehad, dat hij hem had laten slingeren, zeker toen zijn moeder hem ervoor op z'n duvel gaf. Maar spijt was goed. De juf zei het vaak genoeg: wanneer je spijt hebt, vergeeft de heer je zonden. Daarna was het natuurlijk geen zonde meer, zo zat dat! Hoewel... hij vond het nog steeds zonde van die Matchbox. Nog niet genoeg spijt gehad zeker...
Joachim voelde zich trots, omdat hij althans een tipje van de sluier helemaal zelf had weten op te lichten. Hij kon van louter zelfingenomenheid een ogenblik de aanvechting niet onderdrukken zijn ogen te openen en enthousiast rond te kijken. Het volgende moment staarde hij in de donkere, bestraffende ogen van de juffrouw.
Geschrokken sloot Joachim snel haar boze blik weer buiten. Godverdomme, betrapt! Hij nam zich voor verder goed uit te kijken en zijn ogen stijf dicht te houden, anders zat hij om kwart over twaalf straks te oefenen, zoals ze dat noemde.
"Heer, wij vragen u ook te zorgen voor de arme, zieke of hongerige kinderen in deze wereld en helpt u verder ook de heidenen uw weg te vinden."
Heidenen. Je had ook bosnegers, zoals die ene van het zendingsbusje. Bosnegers en heidenen, die hoorden bij elkaar... Bos en hei!
"Wij danken u heer en vergeef ons onze zonden. Amen. Waarom had jij je ogen open, Joop?"
Gelukkig, Joop was de klos, niet hij! Joop moest oefenen. Juffrouw van Dongen noemde nog enkele kinderen op die hadden gekeken en sprak hen boos toe. Joachim werd vergeten. Hij haalde opgelucht adem. Deze juf was ontzettend streng, veel erger dan juffrouw Vink op de kleuterschool. Deze juf zag alles. De heer ook, volgens haar!

Psalm en gezang waren gezongen, het bijbelverhaal was verteld, de stuiver voor de zending was aan de bosneger afgedragen. De leerlingen zaten sommen van het bord over te schrijven op hun lei. Schriften werden er aan beginnelingen blijkbaar niet verspild. De bezigheden gingen gepaard met een onregelmatig getik, dat klonk als een aanvangend hagelbuitje op een uiteraard leien dak.
Joachim hield krampachtig zijn griffel vast en construeerde te grote, bibberige cijfers op zijn lei. Vooraf had hij met het sponsje uit zijn sponsdoos de lei moeten schoonmaken. Het oppervlak was nog steeds nat. Daardoor ging het schrijven vervelend stroef en was het resultaat van zijn arbeid slechts vaag te onderscheiden.
Een ogenblik onderbrak Joachim het werk om zijn hand wat rust te gunnen. Voor hem, in de pennengleuf van de bank, stond een telraam met twee horizontale rijen van tien gekleurde kralen nog onaangeroerd. Afgunstig stelde hij vast dat sommige kinderen, onder wie zijn buurman Chris, al aan uitrekenen toe waren. Hij hoorde hun telramen tikkelen. Twee sommen moest hij nog, dan kon ook hij beginnen.
Met verwoede ijver plaatste hij een = teken en met een extra klik brak zijn griffel. Het etiket dat eromheen geplakt zat hield de twee delen nog bijeen en verhulde het leed enigszins. Maar de ontegenzeglijk geknakte staat van het geheel deed Joachim vervallen in een beduusd en vervolgens benauwd staren. Dat moest hem nu weer gebeuren!
De juf zou dit niet leuk vinden. Heb je er weer mee zitten spelen soms? Zo'n griffel breekt niet zomaar! Nu wou je zeker weer een nieuwe hebben, hè? Kom maar eens even bij m'n tafel. Kijk eens aan... Mooi is dat. Alsof 't niets kost allemaal, gewoon hup doormidden. Hoe komt dat nou? Nou, zeg eens wat! Komt er nog wat van? Anders weet je ook je mond wel open te doen. Wat zeg je? 't Ging vanzelf juf, ja, ja! Dat zeggen ze altijd: het ging vanzelf. Schei toch uit! Kom jij dan maar eens hier met je vingertje, dan zal ik dat eens vanzelf laten knakken. Zullen we dat doen? Hè? Dat lijkt me een goed idee: voor iedere griffel die je breekt, breken we gewoon een vingertje! Moet jij eens zien hoe zuinig je wordt!
"Kun je niet verder, Joachim?" Joachim schrok op en deed zijn handen onder de bank. Zijn buurman Chris keek nieuwsgierig naar hem.
"Chris, ga verder. Ik had 't niet tegen jou. Nou, Joachim?" Haast fluisterend bekende Joachim z'n ongeluk.
"Griffel gebroken, juf..."
"Laat eens zien, houd eens omhoog... O, dat kan nog best! Schrijf maar met de helft verder."
Juffrouw van Dongen was alweer met een ander kind bezig toen Joachim zijn arm liet zakken. Nog moeizamer schrijvend, maar tamelijk opgelucht ging Joachim verder met zijn werk. De lei was intussen opgedroogd. Het vocht dat er nu op kwam was afkomstig van zijn klamme knuist, die noodgedwongen het oppervlak nu voller raakte.
Even later was hij toe aan het uitrekenen. Nu begonnen de moeilijkheden pas goed! Het waren aftreksommen. Tien min vier. Die tien, dat ging nog wel. Dat waren gewoon al die balletjes op dat ene staafje. Maar waar nu te tellen? Hij telde maar eens vier balletjes en liet die duidelijk hoorbaar tegen de andere kant van het telraam klikken. Zo kon iedereen tenminste horen dat ook hij al aan het rekenen was!

Joachim vulde tevreden het cijfer vier in en paste dezelfde bewerking toe op de andere sommen. Toen hij daarmee klaar was stak hij trots zijn hand op om zijn werk door de juffrouw te laten nakijken. Na zo'n tien minuten -hij had al enkele malen zijn rechterarm wegens kramp moeten laten aflossen door de linker en andersom- mocht hij komen.
Door middel van een hoge stap het podium op bereikte hij de tafel van de juffrouw. Hij legde de lei voor haar neer. Ze had het snel bekeken. Fout. Alles.
Joachim kreeg een wanhopig gevoel over zich. Hij schraapte zijn keel, maar wist geen uiting te geven aan zijn onvermogen. Juffrouw van Dongen kwam hem echter ongevraagd tegemoet door hem een naar haar idee snelle en duidelijke uitleg te geven.
"Er staat min, je moet dus terug tellen." Ze beklemtoonde de essentiële bestanddelen van haar betoog, te weten "min" en "terug". "Tien min vier. Hier heb je er tien. Nu min! Eén, twee, drie, vier... die schuif je naar rechts, zie je wel?"
In Joachims hersens vormde zich een groot vraagteken, maar hij dorst het niet uit te spreken. De juffrouw vatte zijn zwijgen op als een bevestiging en ging gedecideerd verder.
"Eén, twee, drie, vier, vijf, zes." De balletjes maakten onder haar vinger haastig dat ze weg kwamen, hoewel dat op dit moment helemaal de bedoeling niet was. "Hier, zie je wel?" Zij fatsoeneerde het door haar agitatie ietwat uit elkaar gespeelde groepje van zes weer ordelijk bijeen. "Zes is het antwoord. Dat schrijf je op!"
Het had triomfantelijk geklonken. Joachim deelde dat gevoel niet erg, maar er begon hem iets te dagen. Die ene kant moest hij dus tellen, die zwik die hij weggeschoven had. Dat dáár moest je opschrijven! Als hij het nu maar kon onthouden en niet straks weer de verkeerde balletjes zat te tellen.
Op zijn plaats teruggekeerd zuchtte hij maar eens zeer diep. Jezus Christus, dat rekenen was me wat! Nee, dan had hij nog liever de heer. Daar begreep hij nu tenminste iets van.

Frits stotterde als een drilboor. Hij stotterde zo erg, dat niemand er meer grappen over durfde maken of hem erom durfde uitschelden. De hele klas aanvaardde het als een ongeschreven regel, dat je dergelijke dingen bij Frits niet hoorde te doen, want hij was nauwelijks in staat iets terug te zeggen. Tegen de tijd dat jij al lang was uitgescholden, moest hij nog aan de tweede letter beginnen. Nee, Frits had wat dat aangaat een veilige positie in de klas. Een soort diplomatieke onschendbaarheid.
Achteraan zat hij, in z'n eentje in een bank bij het raam. Tijdens de leesles wrong de juffrouw haar omvangrijke lichaam naast hem in de bank, zodat hij, wanneer hij de beurt had, slechts fluisterend behoefde te lezen. Op die manier wilden de woorden namelijk wèl komen, net als bij zingen, dat ging ook goed.

Maar ondanks het fluisteren verliep het lezen bij Frits evengoed nog tergend langzaam. Het geduld van de klas werd altijd zwaar op de proef gesteld, temeer omdat alleen zijn onmiddellijke omgeving kon opvangen bij welk woord hij was. Elke dag hoopten de kinderen weer dat Frits nu eens overgeslagen zou worden. Zelden echter kwam het voor. Zeker vandaag werd er vurig op gehoopt. Voor de leesles hadden ze al een kwartier zitten prutsen en priegelen met hun letterdoos: woorden naleggen op de leesplank. Iedereen had er inmiddels de kriebels van.
Gelukkig had Anna nog voor enige afleiding gezorgd, want vandaag bleek het haar beurt om per ongeluk haar letterdoos op de grond te laten vallen. De verwijten van de juffrouw waren haast even talrijk geweest als de uitgezwermde letters. Elk kind legde wel eens ongewild een lettertje te vondeling. Daarom inspekteerde juffrouw van Dongen na de les altijd met arendsoog de vloer. Wee degene onder wiens bank zij zo'n zielig verlatene aantrof!
Er heerste algehele opluchting toen het sein werd gegeven de letterdozen in te leveren en de leesboeken te pakken. Dat was al leuker! Als Frits nu maar...
"Zoek op: bladzijde tien!"
Deze leesboekjes hadden ze nog niet zo lang. Er stond een plaatje op van een aap die op het dak zat en zijn eigen boek las. De wijsneus hield het weliswaar ondersteboven, maar dat was ongetwijfeld bedoeld om de jonge lezertjes al voor de eerste bladzij een gevoel van superioriteit te geven. Dat moest stimulerend werken.
Het lezen begon en vorderde woord voor woord. Joachim hield van lezen en kon 't al aardig. Hij had de bladzij dan ook al uit toen Frits de beurt kreeg. De juf trotseerde tenslotte niet voor niets de beknelling van de bank.
Hoorbaar zuchtend zakte het moreel van de klas in, als een lekke voetbal waar een dik lijf op gaat zitten. Joachim besloot dezelfde bladzij nog maar eens te lezen.

Vuur.
Vuur! Vuur!
rook en vuur.
zus is zoet,
maar Wim ziet zuur.
Kom maar niet weer aan het vuur, Wim.

Er stond een plaatje bij van een soort draagbare kachel. Er zat althans een hengsel aan, een nieuwigheid voor Joachim. De kachel thuis had zoiets helemaal niet. Een andere afbeelding toonde een ouderwets, boers geklede jongen, Wim, die kennelijk z'n vingers aan de kachel had gebrand. Ja, dat hengsel zou wel heet zijn! De vlammen sloegen uit de kachel!
Joachim keek de klas rond. In de verte hoorde hij Frits zachtjes het woord "zus" slissen en wist dat hij voorlopig ander vertier moest zoeken. Ook andere kinderen waren kennelijk tot die conclusie gekomen, want sommigen begonnen omzichtig met elkaar te fluisteren, waagden het zelfs zich in hun bank om te draaien. Juffrouw van Dongen zag zich gedwongen regelmatig in te grijpen en plaatste af en toe een boosdoener in de hoek. Toen hun aantal de vier overschreed ging zij er toe over de gestraften voor het front van de klas te zetten, het gezicht naar en vlak voor het bord.
Nog niet zo lang geleden had Joachim ook eens op die schandplaats moeten staan. Eindeloos lang had het geduurd. Op het laatst had hij vreselijke pijn in zijn voeten en benen gekregen. In een poging de beproeving nog enigszins draaglijk te maken, was hij afwisselend op het ene en het nadere been gaan staan. Doordat hij echter verplicht was zijn handen op z'n rug te houden verloor hij op zeker moment met veel lawaai zijn evenwicht.
"Wat is dat? Wat doe jij daar?"
"Ik viel, juf."
Het had hemzelf ook als een vreemd excuus in de oren geklonken, maar ja, het was toch zo? Rotwijf! Hij kreeg nog zowat tranen in de ogen wanneer hij er aan terugdacht.
De hoeveelheid kinderen die ter overdenking van begane zonden voor het bord of in de hoek stond was inmiddels in snel tempo tot acht gegroeid. Op het podium stond een hele rij, waaronder Jan. Hij hinkte geagiteerd van het ene been op het andere. Zou hij ook moe zijn, vroeg Joachim zich af. Wel gauw, hij stond er net!
De juffrouw schonk echter geen aandacht aan Jan, concentreerde zich daarentegen op de leesprestaties van Frits. Jan stak zijn hand op, maar doordat hij de andere nog op zijn rug hield begon hij steeds meer op een lid van een Slavische volksdansgroep te lijken. De jongen verrijkte zijn bewegingsvoordracht door zijn opgestoken arm een enigszins zwaaiende beweging te geven. Joachim bedacht met een glimlach, dat wanneer je hem een natte spons in de handen gaf, hij op die manier meteen het bord kon schoonmaken.
"Ja, wat is er nu, Jan?" vroeg de juf plotseling geïrriteerd. Eindelijk!
"Ik moet plassen, juf."
"Hoor eens, dat had je eerder moeten bedenken. Eerst praten onder de les en dan nog verwachten dat je naar de w.c. mag ook! Je houdt het maar op!"
Jan waagde nog een laatste poging. "Ik moet zo nodig," pleitte hij op jankerige toon. Maar de juffrouw keurde hem geen blik meer waardig. Al haar aandacht had zij nodig om Frits de woorden "ziet" en "zuur" over de lippen te helpen tillen. "Fluisteren, fluisteren!" sprak zij dringend.
Joachim dacht even, dat ze Frits een paar ferme klappen tussen de schouderbladen wilde geven, als om hem de vastzittende woorden met geweld op te laten hoesten, maar zij vleide ter morele ondersteuning alleen maar haar mollige arm om hem heen.
Jan voor het bord voerde intussen een sterk ingehouden Sint Vitusdans uit en had alle aandacht van de klas. Hij leek het zich niet bewust. Ook Joachim staarde geboeid naar het lijden van Jan, leefde zich sterk in. Let op, die piste aanstonds in z'n broek. Een donkere vlek verscheen al in z'n kruis, gestaag groter wordend, verzadigend. Langzaam begon het nu ook te druppen op de donkerhouten planken van het podium.
Nog meer strafkinderen moesten opeens pissen, zij hielden het eveneens niet meer. Warm ruikende urine droop zacht klaterend op de vloer, vulde kieren en liep in zich verenigende stroompjes naar de rand van de verhoging, op zoek naar lagere gedeelten. Joachim zette instinctief z'n voeten op de stang onder z'n bank. Direkt daarop droop de pis aan alle kanten van het podium af, de klas in. Wat zou de juf nu doen met al die doornatte kinderen? Met een gebeurtenis van dergelijke omvang zou zij vast geen raad weten. Net goed! Haar verdiende loon!
"Zo. Nou Jan, ga dan maar even snel, anders doe je het nog in je broek. Joachim, lees verder!"
Verward schrok Joachim op. "Ik kon niet horen waar het was, juf."
"We zijn bij het lesje van Gijs."
Joachim begon te lezen, aanvankelijk hakkelend, maar allengs vlotter.

Na het speelkwartier, dat bitter koud was geweest, verdrong een tiental kleumende kinderen zich om de cylindervormige, glimmend zwarte kachel die midden achterin de klas stond. Als een vriendelijke, vertrouwenwekkende reus stond hij niet alleen een immense hitte uit te stralen, maar tevens een sfeer van veilige huiselijkheid. Hij verkleinde de ruimte van het lokaal tot een overzichtelijke beslotenheid.
Juffrouw van Dongen liet de kinderen even begaan, maar waarschuwde wel: "Niet te dichtbij hoor, hij is gloeiend!" De tien paar handen die zich naar het zwarte metaal uitstrekten deinsden enkele centimeters terug. Binnen enkele seconden echter was de waarschuwing uitgewerkt en lokte de warmte ze weer dichterbij.
"Zo, nu naar je plaats, we gaan schrijven. Pak je schrijfschrift maar." Het hele groepje ging, op Hidde na, die deed alsof hij niets hoorde.

"Vooruit Hidde, jij ook!"
"Ah, juf, ik wil nog even blijven staan..."
"Nee, het is nu genoeg geweest. Zitten!"
"Ik heb 't zo koud. Ik had m'n handschoenen vergeten."
Joachim was benieuwd hoe deze poging tot ondermijning van Jufs gezag zou aflopen, maar voorzag wel dat Hidde in deze ongelijke strijd uiteindelijk het onderspit zou moeten delven. Het verloop van de rebellie op zich was echter te volle de aandacht waard. Hidde was de brutaalste van de klas. Wat hij allemaal niet uithaalde! Straf was voor hem aan de orde van de dag, maar hij scheen er niet onder te lijden. In stilte werd hij door de nader kinderen bewonderd. Hij bekleedde een vooraanstaande positie. Hidde durfde voor anderen wat ze zelf ook zouden willen durven.
"Handschoenen vergeten? Dat is dan oliedom!"
Oliedom! Joachim vond dat toch zo'n rare uitdrukking van de juf. Oliedom!
"Ah, juf...," dreef Hidde door, "Even nog..."
Het had de juffrouw duidelijk al veel te lang geduurd, dat zag je zo! Alleen Hidde kennelijk niet, want die bleef ijskoud staan tot hij warm zou zijn.
"Goed, goed, blijf daar dan maar! Dan schrijf je maar na schooltijd."
Hidde wilde natuurlijk protesteren, maar een ongeduldige snauw van Juffrouw van Dongen snoerde hem abrupt de mond. Er bleef hem niets anders over dan met z'n handen de kachel te blijven zegenen.
Na dit incident werd de rest van de klas aan het schrijven gezet. De voorbeelden in het schrijfschrift moesten eerst met potlood worden overgetrokken op een overtrekblaadje. Wanneer dit was gedaan, mocht worden begonnen aan het echtere werk, namelijk het met pen en inkt in het schrift naschrijven van de eerder geoefende woorden. De juffrouw ging onderwijl aan haar bureau werk zitten nakijken, althans iets doen dat daar op leek. Ongeveer tien minuten verstreken zo in betrekkelijke rust.
Joachim veronderstelde dat Hidde het inmiddels wel behoorlijk warm gekregen zou hebben. Omkijken durfde hij echter niet. Zou Hidde nog steeds met z'n handen boven de kachel staan? Hoe hield hij het vol! Lang zou hij zich niet meer overeind kunnen houden, daar wist Joachim van mee te praten! Er bestond zelfs een grote kans dat de arme jongen aanstonds jammerlijk zijn evenwicht zou verliezen. Net als Wim uit het leeslesje zou hij dan ongenadig zijn handen kunnen branden!
Allemachtig, daar had je het al! Joachim hoorde met afgrijzen, hoe Hiddes handen sissend aan het gloeiende kacheloppervlak vastkleefden. Even waagde hij het toch om te kijken, maar lange Mieke belemmerde zijn uitzicht. Eigenlijk maar beter zo, want hij vreesde de afschuwelijke aanblik niet te kunnen verdragen. Hij boog zich dus maar weer over zijn werk.

Die Hidde hield zich evengoed kranig! Niet toegeven hoor, de juf moest het gewoon zelf maar weten als hij nooit meer zou kunnen schrijven, eigen schuld. Schoolblijven straks had natuurlijk ook geen zin meer... Nee, die Hidde was een harde. Geen klacht kwam hem over de lippen, geen snik werd hoorbaar. Direkt zou de vreselijke schroeilucht wel de klas in drijven. Nero, de hond van Ome Gerrit, had op die manier eens met z'n staart tegen de kachel gestaan, dat stonk ook zo!
Hidde gaf nog steeds geen krimp. Joachims bewondering voor hem nam zo mogelijk nog verder toe toen hij hem beheerst hoorde vragen: "Juf, kan ik nu weer naar m'n plaats? Het is zo vreselijk heet hier!"
Maar juffrouw van Dongen antwoordde wreed: "Je wilde toch zo graag je handen warmen? Nou dan! Gaan ze niet lekker tintelen zo? Blijf jij nog maar even lekker staan." Ze ging weer aan haar werk, haar bril iets afgezakt op haar neus.
Zag ze dan niet, dat Hiddes handen op de kachel lagen te braden, dat hij ondraaglijke pijnen leed?
Het sissen begon weer, werd steeds sterker. Frits begon iets te zeggen en wees intussen naar Hidde. "Ju...ju...jufff..." Verder behoefde hij niet te gaan, want de juf keek op en schoot overeind.
"Ik denk al, wat hoor ik toch?! Staat dat rotjong gewoon op de kachel te spugen! Smeerpoets, viezerik! De gang op, kun je weer afkoelen!"
Zij was, dit zeggende, snel door het gangpad op Hidde afgestevend en sleurde hem nu onzachtzinnig aan zijn kruinhaar naar de deur. De onhandig meedribbelende Hidde, wiens tenen slechts incidenteel de grond raakten, trachtte door met beide handen de pols van de juffrouw te omklemmen, te voorkomen dat zijn volle gewicht aan zijn haarwortels kwam te hangen. Aan zijn benauwd gepiep te horen slaagde hij hierin slechts zeer ten dele. Zijn gezicht was hoogrood en bezweet. Een restje spuug ontsierde nog zijn kin, het onweerlegbaar bewijs van zijn wandaad.
Met kracht werd Hidde de klas uitgeworpen. Hij kreeg nog enkele door de heer goedgekeurde verwensingen mee de gang op, waarna de deur met de kleine ruitjes met een gevaarlijk harde klap werd gesloten.
Juffrouw van Dongen keek met een blik van ik-lust-jullie-rauw dreigend de klas rond. Alle kinderen moesten lijden onder haar boosheid. Grommend en grauwend paradeerde zij door de gangpaden en deelde sneer op sneer uit. Ook Joachim kreeg zijn deel.
"Zou je niet eens wat doorwerken, jij? Dromer! Moet je kijken, je hebt pas twee woordjes overgetrokken. Hup, opschieten, het moet af!"

Het gezellige geluid van de krassende kroontjespennen onderstreepte de stilte in de klas. Van tijd tot tijd, in een onvoorspelbaar ritme, werden ze met een "plok" in de porceleinen inktpotten gedoopt. Eigenlijk mocht er geen tik te horen zijn: voor de juffrouw wat dit een teken dat er te diep werd ingedoopt. "Tot aan het gaatje, niet verder!"
Joachim was inmiddels eveneens toe aan wat hij beschouwde als het serieuzere schrijfwerk: met pen en inkt. Tijdens het overtrekken had hij al kramp in zijn vingers gekregen en hierdoor kostte het hem nu des te meer moeite de bibberige blauwe letters tussen de lijnen te dwingen. De stem van juffrouw van Dongen, overigens niet tot hem gericht, deed hem opkijken.
"Zit je nu weer te kletsen? Dat is al de vierde keer vanmorgen!" Zij sprak tegen Clara die, tegen beter weten in, met vragend opgetrokken wenkbrauwen de vinger in haar eigen borst priemde: "Ik?"
"Ja, hij, wie anders? Ik zou zeggen: berg je werk maar op, ga maar met de armen over elkaar zitten. Straks gaan we wel verder."
Met een chagrijnig gezicht veegde Clara haar pen aan de inktlap af en borg haar schrift in haar kastje. Ze kon echter niet nalaten nog een verontwaardigd gefluisterde opmerking tegen haar buurvrouw te maken. Juffrouw van Dongen gaf hierop lucht aan haar tot dan toe ingehouden drift, waardoor deze fel ontvlamde.
"Dat is het toppunt! Nog een beetje doorpraten ook!" Woest griste zij de kaartenstok, die zij altijd onder handbereik hield, van haar bureau en liep met snelle passen naar Clara's bank. De hele klas wist wat nu komen ging en keek angstig maar opgewonden toe.
"Handen op de bank!"
Clara deed aarzelend wat van haar werd verlangd, haar vingers op de rand van het schrijfblad, de duimen eronder. Slim, dacht Joachim, dat scheelt toch weer! De juffrouw was echter onverbiddelijk.
"In het midden!"
Bang en met stijf toegeknepen lippen voldeed het arme kind aan het bevel. Haar gezicht was wit weggetrokken. De overmoedige brutaliteit van zoëven smolt weg in de tranen die uit haar ogen welden en even later over haar wangen liepen. Iedereen, behalve de juffrouw, voelde medelijden met haar.
Met een venijnige tik kwam de kaartenstok op de kleine handen van Clara neer. Vervolgens, met lange tussenpozen, nog een paar keer.
Bij de eerste tik had Joachim al de blik afgewend. Hij durfde niet goed te kijken, hij voelde haast zelf de pijn. Zou Clara straks nog wel de handen kunnen vouwen bij het bidden? bedacht hij praktisch. Direkt sloeg de juf Clara's handen helemaal tot pulp, tot bloederige stroompjes, eindigend in wat losse, rooddruipende reepjes vlees. Steek je handen maar in je zakken, Clara, anders wordt het hier zo'n troep. Gelukkig kon dat, want ze had een wit schortje voor, met diep, opgenaaide zakken. Het schortje was één van de attributen uit een speldoos voor verpleegsters onder de acht jaar, genaamd "De kleine verpleegster". Het kleurde nu realistisch rood.
"Ga jij weer verder, Joachim? Of moet ik soms bij jou ook nog even langskomen?"
"Ja juf, nee juf!" haastte Joachim zich te antwoorden. Hij permitteerde zich nog een snelle blik op Clara voor hij verder ging. Deze zat inderdaad met haar handen in de zakken van haar schort. Het was nog wel wit, dat viel mee. Clara kreeg zelfs toestemming om verder te schrijven. Joachim betwijfelde of ze er nog een behoorlijk cijfer voor zou halen.

Juffrouw van Dongen gaf de klas ten tweede male een aansporing het schrijven te hervatten. IJverig doopte ook Joachim zijn pen met een plonsende tik weer in de inktpot. Dit geluid deed hem geschrokken tot het besef komen, dat hij enigszins haastig en onbesuisd te werk ging. De inktpot was dermate vol, dat de pen nu tot aan het koperen hulsje van zijn penhouder van inkt was voorzien. Een donker klontje papierdrab, afkomstig uit het bezinksel op de inktpotbodem, zat bovendien op de gespleten punt van zijn kroontjespen gespietst.
Met een impulsieve beweging probeerde Joachim boven de inktpot het vieze klontje van z'n schrijfgerei af te schudden. Toen hij de blauwe spatten, met inbegrip van het klontje, op de knalgele trui van zijn voorbuurman Johan zag zitten, realiseerde hij zich dat hij er toch verstandiger aan gedaan zou hebben zijn inktlap te gebruiken.
Verwezen staarde Joachim naar de onherroepelijke, nog iets uitvloeiende spetters. Wat was het heet hier ineens! Johan had gelukkig nog niets gemerkt van de rampen die zich op zijn rug voltrokken. Joachim keek schichtig rond om vast te stellen of iemand het gezien had. Nee, tot nu toe niemand. Zelfs Chris naast hem niet, en dat mocht gerust een wonder heten. Iedereen was rustig aan het werk. Joachim koesterde echter geen illusies. Het kon niet anders of het zou uitkomen wat hij had gedaan.
Juffrouw van Dongen keek de klas rond en stond op om een ronde te gaan maken. Gelukkig begon ze aan de andere kant van het lokaal. Vlug wilde Joachim verder schrijven, maar -alweer- in zijn haast verzuimde hij rekening te houden met 't feit dat zijn pen nog steeds teveel inkt bevatte. Een grote druppel blauwe vloeistof bluste het "Vuur" op de eerste regel van zijn schrijfschrift. De catastrofe was compleet toen hij ontdekte dat ook een aantal vingers, nee, bijna z'n hele rechterhand onder zat.

Met de inktlap probeerde hij schielijk zijn besmeurde hand schoon te poetsen. Hij had niet in de gaten, dat juffrouw van Dongen inmiddels van achter naderde.
"Zit je weer te kliederen!?" snerpte het plotseling in zijn nek. Weer? Hij had zoiets nog nooit gehad. Een paar kleine vlekjes, ja, wie niet?
De juf haalde een vloeiblad van haar tafel en schoot Joachim te hulp. Zo moest haar priemende blik onvermijdelijk op de trui van Johan vallen.
"En moet je zijn trui toch eens zien!" riep zij vertwijfeld uit. Nou, dat deed de klas! alle drieënvijftig, inklusief Johan, wiens pogingen om iets gewaar te worden helaas vergeefs bleven. Hij kon slechts bij herhaling verontrust vragen: "Wat, waar?"
Joachim had een knalrood hoofd en voelde zich diep ellendig. Hij kreeg een boze por op z'n schouder.
"Zit daar niet zo, ga liever meteen je handen wassen!" En tegen Johan: "Johan, je moet maar tegen je moeder zeggen dat ze dit meteen in 't sop zet, anders gaat 't er niet meer uit."
Maar Johan was nog steeds onkundig van de bekladding van zijn rug. Een bepaalde mate van verstandelijke traagheid lag hier zeker mede aan ten grondslag. "Wat juf?"
Juffrouw van Dongen, die waarschijnlijk de bui in de vorm van een boze moeder reeds zag hangen, verloor nu haar geduld.
"Dat hoor je vanzelf als je thuis je jasje uitdoet!" kon zij niet nalaten sarcastisch op te merken.
Joachim had zich intussen naar de wasbak gehaast en waste, onhandig manipulerend met een te klein stukje zeep, zo goed en zo kwaad als het ging, zijn handen. De inkt ging er echter nauwelijks af. Toen hij bijna tegen beter weten in zijn handen maar eens afspoelde, verdween het water haast even helder als het uit de kraan was gekomen triest gorgelend in de afvoer. Slechts een spoortje wit zeepschuim getuigde van zijn inspanningen. Maar zijn hand was nog even blauw als tevoren.
"En helemaal schoon, denk erom, anders giet ik er bleekwater overheen!" klonk de venijnige stem van dat boze mens, dat bij Joachims bank nog altijd de gevolgen van zijn ongelukje stond te beperken.
Bleekwater! Joachims kennis daaromtrent was ruim voldoende om hem behoorlijk schrik aan te jagen. Hij zag opeens een beetje witjes om zijn neus. Het woord op zich bezat kennelijk al werkzaamheid.
Een mengsel van vage verhalen en concrete belevenissen borrelde op zijn geheugen. Waarschuwingen van zijn moeder, geïllustreerd met gevallen van kinderen die het slecht vergaan was na het drinken van de vloeistof. Klachten van zijn moeder (tegen zijn vader), over bleekwaterspatten die haar nieuwe zelfgebreide vest hadden verpest. Verboden van zijn moeder, om de w.c. te betreden, die "net even in de week stond".
Verbeten wreef Joachim het zeepje opnieuw tussen handen, dwong het tot het

afscheiden van een laatste vleugje schuim en daarmee tot zelfvernietiging. Hij moest die inkt er tot ieder prijs afkrijgen, en wel zo snel mogelijk! De wasbak zag hij al tot de rand gevuld met bleekwater. De juf hield met een verbeten trek om de mond, het gelaat half afgewend, zijn handen er in ondergedompeld. Scherpe dampen stegen op, prikkelden neus en ogen. Ofschoon de inkt inderdaad verdween, bleef de juf zijn handen onverbiddelijk in het bleekwater houden. Hij had al gezegd dat het al goed was, maar ze keek gewoon niet, omklemde zijn polsen daarentegen steeds vaster. Langzaam maar zeker zag hij zijn handen verdwijnen. Ze losten op, net als de dweil die moeder eens vergeten had uit de emmer te halen.
Joachim snikte het uit, maar de klemmende greep bleef onwrikbaar. In paniek bedacht hij: weer een kind dat nooit meer bidden kon! Wat was dat voor een school hier? Hij snapte niet dat zijn neef het tot de vijfde gehaald had!
"Ben je nu nog niet klaar, Joachim? Moet ik er even bijkomen? Je staat maar wat te poezelen geloof ik!" Nee, nee, het ging al. Bezeten begon hij opnieuw zijn handen langs elkaar te wrijven, maar zij stond al achter hem. Nu zou je het hebben!
De tranen liepen Joachim onderhand in stromen over de wangen. Een kleine snottebel bewoog op het ritme van zijn ademhaling als een koekoeksklokvogeltje in en uit zijn neus.
"Zo, laat maar eens zien. Wat huil je nou?"
"Ik wil geen bleekwater!"
"Rare, dat was toch maar een grapje! Kom, laat de rest maar zitten, dat slijt wel. Nee, niet afdrogen, anders krijg ik 't nog aan m'n schone handdoek ook!"
Joachim slikte zijn tranen weg, haalde krachtig zijn neus op en keerde terug naar zijn plaats. Onderweg ontweek hij een woedende blik van Johan. Die zou hem voorlopig zeker geen kleurpotloden meer uitlenen, stelde hij spijtig vast.

Zuchten en teleurgestelde uitroepen stegen uit de klas op toen juffrouw van Dongen vijf minuten voor het einde van de schooltijd het voorleesboek weglegde. Joachim vond dat de juf onder het voorlezen altijd veel aardiger was. Pinkeltje had vast een goede invloed op haar. Het voorlezen duurde iedereen dan ook altijd veel te kort. Elke keer wanneer het voorleesboek weer met een resolute klap gesloten was, wist de klas: oppassen, nu gaat ze weer gewoon doen!
Wie wil er direkt na schooltijd even het bord schoonmaken?" klonk het vriendelijk. Dat viel mee. Het voorlezen had haar kennelijk goed gedaan, evenals waarschijnlijk het vooruitzicht van een vrije woensdagmiddag. Ruimhartig stak iedereen in de klas zijn vinger op. Wat hadden ze niet over voor een goed humeur!

De juffrouw staarde vanaf haar hoge zitplaats enigszins verwezen naar deze algehele bereidwilligheid. De omhoogreikende handen riepen bij haar het beeld op van wuivend graan, rijp om geoogst te worden. De gelijkenis vervulde haar gemoed met plotselinge weerzin.
Jaar in jaar uit zo'n akker opgestoken handen, altijd dezelfde sleur, dezelfde Miezen, Wimmen, Zussen en Jetten, dezelfde schapen... Wat haatte zij dit alles zo langzamerhand!
Juffrouw van Dongen trachtte zich tevergeefs los te maken uit de depressie die haar wat onverwacht had aangepakt. Die handjes, die handjes, al die stupide, hunkerende handjes! Met geweld moest zij de gedachte aan de thuis boven het dressoir hangende krissen van haar Indische grootvader onderdrukken.


De kinderen waren intussen steeds "netter" gaan zitten, dat wil zeggen: steeds verder achterover hangend in hun bank, met stijf opeengeperste lippen, waaraan af en toe een benauwd kreungeluidje ontsnapte. Joachim kreeg er kramp van in zijn nek. Wat duurde dat lang!
Blijkbaar lukraak koos de juffrouw uiteindelijk iemand uit: Jan. Moeizaam ging zij vervolgens naast het bureau staan, rechtte de rug en vouwde de handen:
"Eerbiedig!"

maart 1984