Archief: artikelen van

| Home |

 

praten met apparaten

Zaterdag 01 November 2003 in categorie Klein Proza

Veel apparaten doen tegenwoordig pogingen om met hun gebruiker te communiceren. Dat is trendy en het staat geavanceerd. Waarschijnlijk speelt men in op de reeds langer bestaande neiging van mensen om voortdurend tegen taakverrichtende spullen te kletsen. En dan is het natuurlijk leuk wanneer er ook eens af en toe respons komt, nietwaar?

Gelukkig praten de meeste apparaten stilletjes via hun display. Dat is wel zo rustig, vind ik. Want de schaarse elektronica die écht het woord tot mij richt is doorgaans niet om aan te horen. Deze toestellen hebben enge monotone stemmetjes met een elektriek accent.

Toch heb ik gemerkt dat wanneer een apparaat met mij in contact treedt, dit meestal niet veel goeds voorspelt. Mijn videorecorder vermeldt bijvoorbeeld ineens op zijn schermpje: “F03”.
Tja, dáár heb ik natuurlijk geen boodschap aan, dus ik zeg: “Niks mee te maken, hup, doorwerken jij!” Maar dat schijnt nu juist het probleem te zijn, hij weigert verder iets te doen. Ik druk tevergeefs lukraak wat op de knoppen. De enige respons blijft “F03”.

Wat moet ik met zo’n nietszeggende opmerking? Als er nou “FNV” stond kon ik me er nog iets bij voorstellen: een arbeidsconflict of iets dergelijks. Maar “F03”... Is dat soms een nieuwe bond, een NU91 voor videorecorders?
Het ergste is dat het ding mijn videoband niet wil teruggeven. Ik voer de druk wat op, ram weer op de knoppen en schreeuw “Hier die band!” Maar hij blijft bij zijn blijkbaar niet onderhandelbare standpunt: “F03”. Die solliciteert naar ontslag op staande voet.

Er zijn apparaten die veel taalvaardiger zijn dan mijn videorecorder. Je zou denken: een computer. Maar niets is minder waar. Een computer is juist heel dom als hij zich niet senang voelt. Het enige dat hij dan produceert zijn wat panische piepjes. Verder doet hij niets en laat de eigenaar in wurgende onzekerheid.
Nee, dan mijn magnetron. Die kletst mij de oren van het hoofd en vertelt mij precies welke handelingen ik moet verrichten om tot een eetbaar resultaat te komen. Hij vraagt wat ik erin ga stoppen, bijvoorbeeld vis, gevogelte, vlees of pizza. Hij vraagt hoeveel het weegt: “Voer gewicht in.”
Soms trekt hij met een piepje mijn aandacht en dan beveelt het display: “Omdraaien!” De eerste keer draaide ik hem mijn rug toe. Gewoon een flauwigheidje om even te pesten. Hij nam wraak door na afloop van het kookproces te zeggen: “Afdekken en laten staan”. Ja kom zeg, ik heb honger!

Maar goed, de magnetron werkt tenminste nog. Het is natuurlijk afwachten wat hij nog te melden heeft als hij eenmaal stuk is. Waarschijnlijk zoiets als: “FEBO!”. Toch altijd nog duidelijker dan “F03”.
verschenen in nieuwsbrief nr 129 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 06 praten met apparaten

hieperdepiep

Zaterdag 25 Oktober 2003 in categorie Klein Proza

Deze week deed zich mijn verjaardag voor. Dit is de juiste verwoording van het gevoel dat ik erbij heb. Met lede ogen moest ik toezien hoe het zoveelste levensjaar zich lafhartig achter mijn rug verschool. Daar gaat het met de voorgaande jaren staan dringen en duwen, als een menigte die je opstuwt naar de uitgang. Hoe meer het er zijn, hoe harder het gaat.

Voor kinderen is een verjaardag nog leuk. Ze vieren dat ze groter groeien en op de deurpost wordt een streepje afgetekend dat weer hoger staat dan dat van vorig jaar.
Kinderen krijgen fijne speelcadeautjes. Volwassenen ontvangen nog slechts deprimerende dingen als sokken, stropdassen, sterke drank of iets voor in het huishouden. Zo snel mogelijk moffel je dit soort zaken uit het zicht. Is het niet al erg genoeg dat je weer een jaar ouder bent, dat het 'lang zal ie leven' je weer eens flink met de neus op de eigen vergankelijkheid heeft gedrukt?

Kortom, van een verjaardag kun je behoorlijk somber worden, dat merkt u wel aan mij. Als volwassenen moeten wij ook niet meer jarig willen zijn. Zodra het hoogste streepje op de deurpost is gezet moeten wij er eigenlijk mee ophouden, want vanaf dat moment begint de feitelijke neergang. Wat valt er nog te vieren aan voortschrijdend verval, aan alwéér zo'n zelfde rondje om de zon?

Wie ouder wordt gaat steeds meer hopen op een vorm van ontsnapping aan het onvermijdelijk einde, op een hemel, op een hiernamaals. Loop op een zondagmorgen door een willekeurig bejaardentehuis en de kerkdiensten schallen je uit vele radio's om de oren. En er wordt vertwijfeld meegezongen.

Ikzelf begin maar alvast te geloven in een soort wedergeboorte. Het is logischer. De geest komt terug in een nieuw lichaam, dient zich niets te herinneren van een vorig leven, maar doorloopt opnieuw een leerfase om zich aan te passen aan veranderde tijden. De gerecyclede menselijke geest, zoiets. Ik worstel nog wèl met de vraag waar die steeds grotere aantallen mensen op aarde dan vandaan komen. Volgens mij zit er ergens eentje illegale kopieën te maken. Dit leidt tot inflatie van de mens.

Bij nader inzien weet ik dus eigenlijk nog niet of het wel verstandig is mij nu al vast te leggen op een bepaald systeem. Dat van de wedergeboorte is nog niet geheel waterdicht, lijkt me. Misschien vraag ik tegen de tijd dat ik tachtig ben voor de zekerheid toch nog maar een radio voor mijn verjaardag...
verschenen in nieuwsbrief nr 128 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 05 hieperdepiep

lectuur in de lift

Zaterdag 18 Oktober 2003 in categorie Klein Proza

In de lift van mijn torenflat hangt een briefje van de loodgieter. Hij schrijft de bewoners dat hij op vrijdagmorgen tussen negen en twaalf werkzaamheden zal verrichten aan het riool. Wij mogen daarom van geen enkele afvoer gebruik maken. Ik leid hieruit af dat wij drie uur lang weerstand dienen te bieden aan elke aandrang tot ontlasting.

Ik mag die man niet. In tegenstelling tot de aardige loodgieter die wij vroeger hadden, is de huidige namelijk een dikke praatjesmakende proleet die altijd alles beter weet. Daar word ik recalcitrant van. Ik heb dus weinig trek hem zijn zin te geven.

Hij heeft het er zelf naar gemaakt. Minstens twee keer per jaar is de afvoerleiding van mijn gootsteen verstopt. De oorzaak hiervan is een constructiefout, zo is door deskundigen vastgesteld. En dus moet telkens de loodgieter opdraven om de leiding te dotteren. Die ingreep verricht hij niet zelf. Hij neemt twee leerjongens mee om namens hem door de knieën te gaan en aan de pijpen te prutsen. Onderwijl staat hijzelf met een sigaar tussen de lippen en de handen in de zakken bestraffend commentaar te geven.

Elke keer opnieuw kapittelt hij mij dat ik hele pannen jus en frituurvet door de leiding gooi. Dáárdoor raakt hij verstopt! Even vaak probeer ik tegen te werpen dat ik mij hieraan nimmer schuldig maak en dat het hier een constructiefout betr... Hij hoort mij niet eens. Hij is van het soort dat z'n gelijk haalt door hard door je heen te gaan praten. Daar ben ik allergisch voor, want ik heb liever zèlf het hoogste woord.

Die loodgieter kan dus van mij de pot op. Hoewel... Dat kan ik bij nader inzien beter zelf doen! Ja, ik denk dat ik er vrijdag maar eens lekker voor ga zitten, zo tussen negen en twaalf!
verschenen in nieuwsbrief nr 127 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 04 lectuur in de lift

De vermicelliboom

Zaterdag 11 Oktober 2003 in categorie Klein Proza

Arnoud de JongToen bij mij als peuter een zweem van logisch denken ontwaakte, dacht ik dat de wind er was doordat de bomen bewogen. Ik had deze conclusie getrokken op basis van de bevinding dat er ook wind was als ik met mijn handen wapperde. Daarin zal ik niet de enige zijn geweest.
Het eerste prentenboekje hielp mij uit de droom. De wind komt van een wolk. Deze wolk heeft de vorm van een hoofd met blazende bolle wangen en wijd opengesperde ogen.

De vermicelliboom Lees verder...

de laatste restjes verslaving

Zaterdag 04 Oktober 2003 in categorie Klein Proza

Ik inhaleer de rook niet, maar laat de warmte ervan altijd een moment mijn keel koesteren. De psychologie beweert dat het een substituut is voor de moedermelk. Als dit waar is zal mijn moeder indertijd heel wat met mij te stellen hebben gehad, want ik rook zware shag.
Ik moet deze kinderachtige gewoonte eindelijk eens afleren. Dat is met duimzuigen ook gelukt, dus waarom dan niet met roken?

Tjonge, dat valt tegen. Lange rijen rationele argumenten wegen in de praktijk onvoldoende op tegen het primitief genot van de verslaving. Rokers sterven jonger en roken veroudert de huid, staat er op de pakjes. En ook mijn zaad schijnt er wat suffig van te worden. Tja, dat moeten wij natuurlijk allemaal niet hebben... Maar daar staat tegenover dat ik mijzelf niet blootstel aan risico's als parachutespringen, bungeejumpen of aandelen kopen via LegioLease... Dus dat compenseert dan weer, qua levensverwachting, zou je zo zeggen... Toch?

Nou vooruit, niet zeuren, stoppen met die handel, want roken brengt de financiële gezondheid ernstige schade toe! Dat vind ik eigenlijk voor de korte termijn nog wel het meest overtuigende argument.
Ik besluit het laatste pakje zware shag dat ik nog heb op te roken en daarna gewoon niets meer bij te kopen. Klaar uit. Afgelopen.
Gelukkig ontdek ik daarna her en der in het huis nog diverse lege verpakkingen met restjes tabaksgruis. Dat moet natuurlijk ook eerst allemaal op. Ik moet immers voorkomen dat ik later nog eens in de verleiding wordt gebracht.

Zodra je trek krijgt in een sigaret moet je een afleidende bezigheid gaan zoeken, zeggen ze. Komaan, laat ik de kruipruimte onder het huis eens gaan schilderen. Ik trek een oude werkbroek aan. Ho, wacht! In de linker broekzak bewaarde ik altijd mijn shag. Ja, zie je wel, zit er verdorie nog een flink laagje verpoederde tabak in! Maar goed dat ik dat bijtijds ontdek! Ik keer de broekzak voorzichtig binnenstebuiten en houd er een vloeitje onder. Zo, even rollen, de brand erin en oproken, dan kan dat ook geen kwaad meer. Weg met die troep.
Eens zien, waar zou nog meer iets kunnen liggen? Tussen de kussens van de bank? Of misschien in de stofzuigerzak! Nee, dat gaat te ver. Dan kan ik beter de peuken uit de autoasbak ontrafelen en hergebruiken. Dat levert trouwens nog behoorlijk straf spul op heb ik gemerkt! Dat kan nooit gezond zijn!

Maar goed, nu is echt alles op. Ben ik nu van het roken af? Ik test dit door zonder te roken een stukje over roken te schrijven. Dat lukt, alleen staat nu mijn pen per ongeluk in brand.
verschenen in nieuwsbrief nr 125 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 02 de laatste restjes verslaving

het nut van een schuurtje

Zondag 28 September 2003 in categorie Klein Proza

Wanneer je als schrijver geen tuinschuurtje hebt tel je niet mee, had ik bedacht. Was vroeger een koude tochtige zolder de geëigende plek voor het creatieve lijden, tegenwoordig komt literatuur uit de schuur. En dus had ik mij alvast bij de bouwmarkt een dergelijk optrekje verschaft. De juiste condities waren geschapen, nu mijn meesterwerk nog. Ik staarde wat onwennig door de openstaande deur naar buiten, waar een droefgeestig neerdruilende regen de tuin met plassen vulde. Ik dorstte naar roem en erkenning, maar ik voelde mij nog niet helemaal zeker van mijn zaak. Ik stak eerst maar eens een sigaretje op. Zo kon ik beter peinzen en mijmeren.

Een dag eerder was ik nog naar de grootste boekwinkel in de stad geweest. Op het moment dat ik op de ingang toeliep, projecteerde mijn fantasie achter de etalageruit al direct een prominente poster met mijn portret. En daaronder natuurlijk mijn naam en de datum waarop ik alhier mijn boek zou signeren. Tja, welke datum zou ik eens kiezen? Hoe lang duurt dat eigenlijk, het schrijven van een beetje behoorlijk boek? Voor een levenswerk kon ik beter wat ruim calculeren en ik gunde mijzelf in gedachten twee jaar. Inclusief een incidenteel writers block moest dat te doen zijn.
Nog half achterom kijkend naar de denkbeeldige poster was ik de boekentempel binnengegaan. De lucht was er duidelijk zwaarder door al dat literair gehalte en in dit milieu leek mij het ademen ineens een stuk moeizamer. Ik bezag de honderdduizend boeken en betwijfelde of het eigenlijk wel nut had daar tussen te gaan staan. Had ik daaraan nog iets toe te voegen?

Vanaf mijn duim en wijsvinger schoot ik het restant van mijn opgerookte sigaret in de richting van de uitgebloeide dahlia's. De peuk werd gevangen in een spinnenweb, temidden van de daarin uitrustende regendruppels. Na een kort oponthoud zag ik ze weer verder richting aarde vallen, maar de uitgebluste rookwaar bleef hangen. Te licht bevonden om de reis voort te zetten zeker.
Had ik wel de juiste bagage voor het schrijverschap? Behalve vaardig met de pen moest je immers ook een beetje excentriek zijn en de juiste mensen kennen. In mijn jonge jaren had ik een kroegmaat die nu uitgever was. Maar die had ik in een dronken bui eens dusdanig op de bek gemept dat die nu wel niet genegen zou zijn mij uit te geven.

Was ik eigenlijk wel in staat tot het schrijven van een boek? Een klamme vlaag faalangst waaide de schuur binnen en trof mij vol in het gelaat. Waarschijnlijk was ik niet anders dan al die andere ambitieuze amateurs bij wie de veel te complexe zinnen van links naar rechts in eindeloze slalom over de bladspiegel stuntelden. Nee, dit werd waarschijnlijk helemaal niks.
Aangezien de moed mij in de schoenen dreigde te zinken, stapte ik maar haastig over in mijn klompen en vluchtte klossend de schuur uit. Ietwat mistroostig heb ik tussen de bloemperken nog een uurtje in de regen staan schoffelen om het onkruid van de illusie eens duchtig onder de grond te werken.
En ach, zo'n schuurtje is nooit weg tenslotte...
verschenen in nieuwsbrief nr 124 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 01 het nut van een schuurtje

De Kunst van het Rechtlijnig Fietsen

Zondag 20 April 2003 in categorie Klein Proza, Vertellingen

Voor het oog van mijn fantasie strekt zich een witte vlakte uit. Door de bijna smetteloze sneeuw loopt een dun, enkelvoudig bandenspoor recht naar de horizon. Kenners weten dan: hier passeerde de man die de kunst van het rechtlijnig fietsen beheerst. Stabiel en altijd kalm, nooit een rimpeling in het gemoed die de handen mee doet trillen, het stuur lijkt vastgeroest. Rustig aan, dan breekt het lijntje niet. Dat moet een tekenaar zijn, want tekenaars houden van vloeiende, niet van gebroken lijnen.

De man die de kunst van het rechtlijnig fietsen beheerst fietst niet meer, want inmiddels is hij oud en stram. Zijn rechterbeen is niet langer in staat zich zwierig over het zadel te zwaaien om de man aldus het rijwiel te doen bestijgen. Maar vroeger, vroeger fietste hij elke dag naar zijn bestemming, in gelijkmatig tempo en vast op koers, zonder de geringste slingerbeweging. Het vlagerig dagelijks leven leek hem nooit uit zijn evenwicht te brengen. Behalve lang geleden, op een ijskoude vroege morgen in oktober. De winter was vroeg dat jaar...

Het bericht was gekomen uit de kraamkliniek. Een zoon, een eerste kind. Onverstoorbaar trok hij een warme jas aan, zette zijn hoed op, pakte zijn handschoenen en ging de trap af. Het was nog stil op straat. Buiten stond zijn statig herenrijwiel te kleumen tegen de gevel, onder het raam van de benedenburen. De wind schrijnde langs de onbedekte wangen. Hij legde zijn handschoenen op de bagagedrager, viste een klein sleuteltje uit zijn zak en haalde de fiets van het slot.

De man die de kunst van het rechtlijnig fietsen beheerste trapte zijn rijwiel bedaard van west naar oost, op weg naar de eerste aanblik van zijn pasgeboren zoon. Hij doorsneed gelijkmatig de felle kou en nam niet eens de moeite de hardnekkige druppel van zijn neus te wissen. Bij de kraamkliniek aangekomen plaatste hij zijn fiets zorgvuldig tegen een boom. Toen hij het sleuteltje uit het fietsslot wilde halen zag hij dat zijn beide handschoenen nog immer op de bagagedrager lagen.

Sindsdien is hij waarlijk de man die de kunst van het rechtlijnig fietsen beheerst: uiterlijk onbewogen, niet de geringste slingering in zijn koers, slechts een paar vergeten handschoenen op de bagagedrager als stille, maar onmiskenbare getuigen van zijn innerlijke beroering. Mijn vader had zich verraden...

De Kunst van het Rechtlijnig Fietsen